Aflevering 2: geschiedenis PP-kerk | de H. Nicolaas (1785) en dan over de bouw van de huidige kerk in 1840

Wat zien we in de achteruitkijkspiegel?    

695 – 1571  Kerk in zee

Bracht Willibrord het christelijk geloof ook in Huisduinen, oorsprong van Den Helder? We weten het niet! Huisduinen lag toen meer dan vijf kilometer naar het westen en ook noordelijker. In zee dus in onze werkelijkheid. Het geheim van de Noordzeebodem! Cornelis Adriaansen is de eerste pastoor (1510) die wij kennen daar.

1571- 1723 Kerk in verdrukking

In 1571 is er zoiets als een Beeldenstormpje in Huisduinen. De Reformatie zet voet aan wal in onze streken. Voor de rooms-katholieken begint de tijd van de schuil- of schuurkerken.
1723- 1785 Kerk in ballingschap

In 1723 ontstaat er een conflict binnen de r.-k. parochie. Onze r.-k. voorouders raken kerkgebouw en pastoor kwijt. Zij nemen hun toevlucht tot een boerderijkerkje in ’t Zand aan de Belkmerweg.

Naar een kerk in vrijheid en bouw van de H. Nicolaaskerk in 1785.
Onze r.-k. voorouders hebben er heel wat moeite voor moeten doen om weer een eigen kerkdak boven hun hoofd in Den Helder te realiseren. Gelukkig voor hen ging er in ons land  tegen het einde van de achttiende eeuw een andere wind waaien. Discriminerende maatregelen tegen de katholieken en doopsgezinden werden ingetrokken. Er ontstond meer vrijheid om in het openbaar het geloof te belijden. Zo werden op 25 januari 1787 alle  recognitie- en admissiegelden afgeschaft door de Staten van Holland. Recognitiegelden waren bedragen die de katholieken moesten betalen om hun diensten te mogen houden. Op Texel ging dat om jaarlijks F400. Voordat er een nieuwe priester aangesteld mocht worden, moest er admissiegeld (toelating) betaald worden. Op Texel kostte dat F90. Gaandeweg zouden alle discriminerende bepalingen tegen de katholieken en doopsgezinden worden opgeheven: gelijkheid van alle kerken en vrijheid van godsdienst.

In die sfeer van matiging kwam de bouw tot stand van de H. Nicolaas aan de Langestraat in wat wij nu Oud Den Helder noemen. Rond 1500 begon zich naast Huisduinen een tweede kustplaats aan het Marsdiep te ontwikkelen. Het werd genoemd Helderbuyrt of Helder. Die buurt groeide snel en na een paar eeuwen stonden daar meer huizen dan in Huisduinen.

Het is uiteindelijk het gebied geworden tussen (nu) de Willem Alexandersingel, Abel Tasmanstraat, Coenraad Bostraat en de Zeedijk. In 1785 werd daar een bestaand huis van Jan Spanjaard aan de Langestraat aangekocht en ingericht als kerk. Misschien denkt u, Langestraat? Ligt die niet in de Sluisdijkbuurt? Nu wel, maar tot in de oorlog 1940-1945 was de Langestraat een onderdeel van Oud Den Helder. Dit oudste deel van de stad Den Helder werd in deze oorlog tot de grond toe afgebroken op bevel van de bezetter om zo een vrij schootsveld te creëren voor het geval de geallieerden vanuit de Noordzee ons land zouden binnenvallen. Na de oorlog werd de wijk herbouwd, maar met een ander stratenplan en andere straatnamen. De voormalige Langestraat lag ongeveer op de plaats waar nu de J. Roggeveenstraat ligt, maar dan helemaal doorgetrokken en met aan het einde een knik naar het noorden.

Het kerkje  stond bijna aan het einde van de straat, tegenover de Blomsteeg, waar later Dorus Rijkers het levenslicht zou zien. Het kerkje denk ik ongeveer te kunnen lokaliseren waar nu de Klaas Duitstraat en de Jan Bijlstraat elkaar kruisen. Het was 12 meter lang en 6½ meter breed en had ook een galerij.

De eerste pastoor heette Engelbertus Vinkesteyn.In 1786 waren er 91 communicanten. Gelukkig heeft de heer L. van Wel in de jaren tachtig van de vorige eeuw een maquette gemaakt van dit kerkje. U ziet er hier een foto van met op de achtergrond het Nicolaasbeeld dat nu in de PP staat, maar destijds in dit kerkje, toegewijd aan de H. Nicolaas!

 

(klik op een willekeurige afbeelding voor de vergrotingen van de afbeeldingen)

Op weg naar een nieuwe kerk, de Petrus en Pauluskerk (1840)
De Nicolaaskerk kende in 1786 nog slechts 91 communicanten (parochianen van 12 jaar en ouder), maar in 1824 waren er al 420 kerkgangers. De ontwikkeling van de haven Nieuwediep, de komst van de marine, de aanleg van vestingwerken en de huisvesting voor de garnizoenssoldaten zorgden voor een flinke aanwas van de bevolking en dus ook van het aantal katholieken. De aanleg in 1828 van het Helders kanaal,( de verbinding van het Noord-Hollandskanaal (1825) en Helderbuyrt) zou dit aantal nog groter maken. De aanwezigheid van veel soldaten in het kerkje zorgde soms voor spanningen, omdat zij de beste plaatsen in de kerk inpikten ten koste van de vaste bezoekers! Wegens de groei van het aantal kerkgangers was het kerkje daarom in 1817 al vergroot. Gaandeweg ontstonden plannen om een nieuwe kerk te bouwen, meer naar het oosten, waar steeds meer mensen kwamen te wonen. Sommigen moesten drie kwartier lopen naar de kerk aan de Langestraat. Er waren intussen ook spanningen ontstaan tussen de gelovigen van de oude kern en de vele nieuwkomers. Daarom werd het 50-jarig bestaan van de kerk in 1835 slechts in stilte herdacht, bang als men was dat de viering zou leiden tot  nieuwe problemen.

In 1836 nam pastoor Joannes van Gent het initiatief om tot één nieuwe centraal gelegen kerk te komen en de bestaande kerk af te stoten. Hij hield rekening met de nieuwe situatie en benoemde in de voorbereidingscommissie naast twee leden uit de oude wijk (J.C. Schoeffer, arts en Antony Goeman, banketbakker en lid van de Gemeenteraad), ook twee katholieken uit de nieuwe wijk aan het Nieuwediep, nl. Arien Spigt (broodbakker) en Johann Eilard Janzen (mr. Timmerman).
De Staatsraad aan wie het verzoek werd voorgelegd ter goedkeuring stelde echter voor om de bestaande kerk te handhaven en te volstaan met alleen een nieuwe kerk voor de wijk bij het Nieuwediep. Door bemiddeling van burgemeester Jan in ’t Velt ging dit voorstel van tafel. Deze burgemeester werkte ook in andere opzichten goed mee met de plannen van de parochie, een teken van de sterk verbeterde relatie tussen kerk en overheid. Zo kon pastoor Joannes van Gent eind 1838 een stuk land kopen, gelegen aan de Jaagweg (nu Kerkgracht) aan het Heldersche kanaal. Op 31 oktober 1838 verleende koning Willem I zijn fiat. Het oorspronkelijke plan voor een kerk en pastorie op basis van F50.000 moest stevig worden bijgesteld, omdat de gevraagde subsidie door de overheid niet zou worden verleend en de parochie zelf niet meer dan F20.000 kon opbrengen. Noodgedwongen werd het plan aangepast o.a. door het laten vervallen van de pilaren aan de voorzijde en het met 1 steen verminderen van de dikte van de muren. Ook de pastorie werd vereenvoudigd en de winst van de aannemer werd met 10% verminderd. Het totaal bedrag werd nu geraamd op F30.000.
Ondanks de zware economische tijden in ons land was koning Willem I Den Helder goed gezind, want hij stelde de subsidie vast op F12.000. Het provinciaal bestuur betaalde F1500 en de toen arme gemeente Den Helder schoof een bedrag af van F750.
In die tijd hoorde, merkwaardig genoeg, de kerkenbouw in ons land tot de  eindverantwoordelijkheid van het Ministerie van Waterstaat. De daar werkzame Ingenieur Hendrik Dansdorp geldt als architect van onze kerk.

De kerken uit die tijd worden dan ook Waterstaatskerken genoemd. Gewoonlijk gold dat niet als een compliment.  “Wat er staat is Waterstaat,” werd een gevleugelde uitdrukking. De bouwstijl in die periode noemt men wel  ‘ neoclassicisme.’ Een nieuwe vorm dus van de bouwstijl van de klassieke oudheid met vaak  een tympaan (een drievoudig bovenstuk) met zuilen aan de voorgevel. Ook binnen worden de gebouwen gedragen door zware zuilen. De zuilen buiten waren bij ons wegbezuinigd.
Bij de openbare aanbesteding in september 1839 werd de bouw van de kerk gegund aan de laagste inschrijver, een parochiaan, Hendrikus Johannes Leewens voor een bedrag van F29.950. De bouw van de pastorie werd onderhands gegund aan de Gebroeders Janzen voor een bedrag van F6780. Deze aannemer heeft hier veel gebouwd in die tijd. De Janzenstraat herinnert er nog aan.

De bouw verliep gunstig. Al op 2 maart 1840 kon de eerste steen worden gelegd door pastoor Van Gent, omgeven door talloze prominenten van de landmacht, de marine en de overheid onder wie burgemeester Jan in ’t Velt. Op dinsdag 6 oktober 1840 was het dan zover: de kerk werd door Mgr. Van Wijckersloot geconsacreerd tijdens een plechtigheid die destijds vele uren duurde. Men begon al om 7.00 uur! Tijdens een dergelijke plechtigheid wordt de kerk van binnen en van buiten gezegend met wijwater en op twaalf plaatsen binnen ook gezalfd met olie alsof het een doopsel is. Die twaalf plaatsen zijn nog steeds te zien. Van links doorlopend naar rechts zien we twaalf kruisjes geschilderd op de muur en boven ieder kruisje staat een kaars op een fraaie standaard. We noemen ze apostelkruisjes of apostellichten, verwijzend naar de twaalf apostelen, de kerngroep van de leerlingen van Christus. Op dinsdag (!) 6 oktober 2015 zal het dus 175 jaar geleden zijn, dat onze kerk gedoopt en gezalfd is en de doopnamen zijn: PETRUS EN PAULUS.  Volgende keer meer over die namen en over de eerste inrichting van de kerk.